Voor youngtimers oldtimers worden (lees: de leeftijd van 30 jaar bereiken), zijn ze vaak nog betaalbaar. Waarom jezelf geen cadeautje-voor-de-toekomst gunnen, dat zichzelf op termijn terugbetaalt? Van deze 5 leuke karren met power en longinhoud geniet je met het hele gezin. Het enige nadeel is dat je ze nog even aan de kant moet zetten voordat je ze inschrijft…
Dacht je in de jaren 90 aan een sportieve Zweed, dan was het waarschijnlijk Saab dat als eerste in je opkwam. Het merk had met de Turbo 16- en Aero-versies van de 900 en 9000 furore gemaakt, tot grote jaloezie van zijn landgenoot Volvo. Dat moest en zou zich een minder saai imago aanmeten en het was aan de 850 om die opdracht te vervullen, eerst als sedan (1991) en later ook als stationwagon (1993).
Alle 850’s werden aangedreven door overdwars ingebouwde, melodieuze vijfcilinders die met verschillende motorinhouden werd geleverd (van 2.0 tot 2.5). De eerste sportieve variant zag in 1993 het levenslicht en werd T5 gedoopt (voor turbo-vijfcilinder). Hij zette een niet-onaardige 226 pk op de voorwielen. Twee jaar lader maakte dé ultieme 850 zijn opwachting: de T-5R, die in overboost 243 pk losliet op de voortrein en eigenlijk de straatlegale versie van de auto was die Volvo inzette in het BTCC (British Touring Car Championship).
In 1996 liet Volvo de naam T5 vallen en werd de R een versie op zich. De motor werd opgevoerd tot 250 pk dankzij een dikkere turbo en bovendien maakte een sperdifferentieel met beperkte slip zijn opwachting. Van nul naar honderd kon-ie in 6,7 seconden. Wat ons betreft, is dit de 850 die je moet hebben.
In 1990 oversteeg AMG zijn statuut van Mercedes-Benz-tuner: het werd officieel erkend als partner, om later integraal te worden overgenomen door de Ster. Het kreeg de opdracht van Stuttgart om een sportieve versie te ontwikkelen van de C-Klasse. Die zou voor het eerst verkocht worden door het wereldwijde Mercedes-Benz-netwerk en daar ook onderhouden worden. Het resultaat? De C 36 AMG, een heuse wolf in schapenvacht die het opnam tegen de BMW M3.
Hij werd aangedreven door een 3,6 liter zes-in-lijn die 280 pk en 385 Nm losliet op de achterwielen, eerst via een viertrapsautomaat en daarna aan de hand van een vijftraps. Van nul naar honderd lukte in 6,9 seconden en pas bij 250 km/h werd hij elektronisch toegeknepen. Veel uiterlijk vertoon had de C 36 AMG niet. Hij lag iets lager tegen de grond, had specifieke velgen en dubbele vierkante uitlaatpijpen. De bumpers en zijschorten waren amper te onderscheiden van die van de gewone C-Klasse.
Ook het interieur was niet bepaald exuberant, zeker niet in vergelijking met de huidige modellen van Mercedes-AMG. Maar dat is misschien wel een troef. Het dashboard oogt vrij tijdloos en de bouwkwaliteit is buiten kijf. Tip: vind je een zespitter te mager? Dan moet je wachten tot 2026. In dat jaar is zijn opvolger immers nog nét geen oldtimer. We hebben het inderdaad over de C43 uit 1997, die de 4,3 liter grote V8 uit de E-Klasse met een vermogen van 306 pk en 410 Nm aan koppel kreeg ingelepeld. Dit model was ook als break verkrijgbaar – een première voor een AMG.
Ah… de legendarische VR6 van Volkswagen. Een motor die eigenschappen van een lijnmotor met die van een V-blok combineert. Doordat de hoek tussen de cilinderbanken amper 15 graden bedraagt, stelt deze motor het met één cilinderkop. De inlaat- en uitlaatkanalen zijn per zijde gegroepeerd en dus variabel van lengte afhankelijk van de positie van de cilinder. Daarom werden de in- en uitlaatspruitstukken per cilinder aangepast en moest VW een variabele timing voor de kleppen voorzien – destijds een huzarenstukje.
De VR6 maakte als 2.8 12-klepper zijn entree in de VW Corrado en Passat en evolueerde uiteindelijk naar een 3.6 24-klepper (een blok dat onder meer in de VW Passat en Skoda Superb werd gemonteerd). De beste versie is volgens velen de 2.9 Syncro, die in 1995 in de Golf werd geïntroduceerd en 190 pk over de vier wielen verdeelt, naar keuze via een handgeschakelde vijfbak of een viertrapsautomaat. Hij werd ook als Variant geleverd, voor de sportieve papa’s en mama’s.
Volgens de fabriekscijfers zat je in 7,5 seconden aan honderd per uur vanuit stilstand. Op de Duitse snelweg kon je mits wat geduld 224 km/h aantikken op de snelheidsmeter. Een zescilinder in een compacte auto met een beperkt gewicht: het was een uniek aanbod in de nineties en is ook vandaag nog een combinatie om van te smullen.
De naam van dit model klinkt erg chic, maar uiteindelijk is het gewoon Italiaans voor ‘vierdeurs’. Initieel werd de benaming gebruikt voor de grote limousine van il Tridente, maar in de jaren 90 kleefde de exotische Noord-Italiaanse constructeur hem op een model dat vandaag overeenstemt met de Ghibli.
Dat was meer bepaald in het jaar 1994. De zogezegde vierde generatie van de Quattroporte was eigenlijk een geëvolueerde versie van de Biturbo-reeks, die in tweedeursversie als Ghibli door het leven ging. Kwestie van het allemaal nog wat complexer te maken… Onder de motorkap lagen initieel V6-blokken met 24 kleppen en dubbele turbo. Voor de Italiaanse markt was die beperkt tot een inhoud van 2 liter, terwijl in de rest van de wereld ook een 2.8 werd verkocht. Die leverde 284 pk en duwde de Quattroporte in amper 5,9 seconden van stilstand naar honderd per uur in combinatie met de manuele vijfbak.
In 1996 werd het aanbod uitgebreid met een compacte V8 van 3,2 liter, die was afgeleid van het blok van de Shamal en later zijn weg vond naar de fabuleuze 3200GT. Deze achtpitter zette 335 pk op de achterwielen en haalde een top van liefst 270 km/h. De acceleratietijd was amper 0.1 seconden beter dan die van de V6. Maar ja, een achtcilinder blijft een achtcilinder…
De sportieve gezinswagen die in 1991 zijn carrière aanvatte als Audi 100 S4, werd in 1994 met de omdoping van de 100 naar de A6 getransformeerd tot S6. Deze snelle limo was verkrijgbaar met een 2.2-turbo-vijfcilinder van 230 pk en kwam uiteraard standaard met Quattro-vierwielaandrijving. Schakelen deed je met een zesbak of met een viertrapsautomaat.
Hoe graag we deze vijfcilinder ook zien, onze voorkeur gaat uit naar de tweede motorversie die je in de Audi S6 kon bestelen: een vette 4.2 V8 32-klepper van 280 pk. Dit blok werd overgeheveld uit de voorloper van de Audi A8, die simpelweg Audi V8 heette. Ook hier had je de keuze tussen een viertrapsautomaat en een manuele zesversnellingsbak. Jawel, een V8 met handbak: dat was heel normaal in de nineties. Ook in de BMW M5 (E39) moest/mocht je zelf in de pot roeren.
De combo V8-zesbak was goed voor een acceleratietijd van 6,1 seconden. De automaat had liefst 2,2 seconden meer nodig voor dezelfde oefening. Welke versie je moet hebben, is dus duidelijk. Als je écht veel geduld hebt, kun je voor de S6 Plus gaan, die in 1996 werd geïntroduceerd en 46 pk meer produceerde. Met deze V8 sprintte de sedan in 5,6 seconden naar 100 km/h, de Avant deed er 5,7 seconden over. Interessant weetje: de S6 Plus was het eerste model dat gebouwd werd door de sportafdeling van Audi, Quattro GmbH.
YesYes BV
Veenstraat 10
B-3630 Maasmechelen
BTW: BE 0883 567 853